Vanggewas na maïs

Een vanggewas kan een groenbemestingsgewas zijn dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen, vooral nitraat, in het najaar en de winter te voorkomen. Dit betekent dat u het vanggewas direct na de oogst van maïs moet telen. Dit kan via onderzaai in de maïs of via zaaien na de oogst van de maïs. Het vanggewas mag u niet vernietigen voor 1 februari van het daaropvolgende jaar.

Als u maïs heeft geteeld op zand- of lössgrond, moet u een vanggewas telen. Vanggewassen die geschikt (toegestaan) zijn voor de uitzaai na de oogst van maïs zijn:

  • Wintergranen
    • Winterrogge, wintertarwe, wintergerst, triticale
  • Bladrammenas
  • Bladkool
  • Grassen
  • Een mengsel van bovengenoemde soorten

Deze gewassen kunnen bij zaaien in het najaar nog een voldoende grondbedekking geven.

Overtreding
Als u niet of niet tijdig een vanggewas zaait bent u in overtreding. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) controleert hierop en kan bij overtreding een boete opleggen. Daarnaast kan een randvoorwaarden korting worden opgelegd.

Groenbemesting algemeen
Verhoging organische stof
Het telen van een groenbemestingsgewas kan meerdere doelen hebben . Ten eerste wordt een groenbemestingsgewas geteeld om het percentage organische stof in de bodem te verhogen. Een deel van deze organische stof wordt uiteindelijk omgezet in humus. Voor het op peil houden of verhogen van het humusgehalte van de grond is een groenbemester nodig die zoveel mogelijk organische stof produceert. Wortels zijn daarbij effectiever dan bovengrondse massa. Wortels leveren 35% effectieve organische stof, bovengrondse massa 20%.

Vanggewas
Ten tweede kunnen ze dienen als vanggewas om N (stikstof) uitspoeling te beperken die vaak na de oogst van de maïs aanwezig blijven. Groenbemesters kunnen een groot deel van deze stikstof vastleggen, maar verschillen per soort wel sterk in de mate van N-opname en N-conservering. Bladrijke gewassen verteren snel. Als deze gewassen in het begin van de winter afvriezen zal de vrijkomende stikstof voor een deel verloren gaan. Gewassen zoals bladkool, bladrammanas en grassen verteren langzamer en zullen de N voor een groter deel overdragen aan het volggewas.

Bodemstructuur
Tenslotte helpen ze de bodemstructuur te verbeteren. Gewassen met een uitgebreid wortelstelsel houden de bodemdeeltjes nog een tijdje bij elkaar indien ze niet te diep worden ondergeploegd (< 15 cm). Dit voorkomt verslemping en bovendien verstuift een goed doorwortelde grond minder snel. Hierbij hebben grassen de voorkeur.

Opbouw effectieve organische stof (EOS)
De opbouw van effectieve organische stof is sterk afhankelijk van het tijdstip van zaaien. Bij een latere zaai is deze opbouw vaak maar een fractie. Zie hiervoor onderstaand schema:

Tabel 1: Opbouw EOS bij verschillende zaaitijdstippen

GROENBEMESTER ZAAIDATUM
Augustus September
Begin Half Begin Half
Bladkool 710 580 470 180
Bladrammanas 845 660 445 175
Engels raai 1060 725 555 235
Winterrogge 1000 570 430 285
De getallen verschillen met de getallen in tabel 2. Dit is afhankelijk van het betreffende onderzoek dat destijds heeft plaatsgevonden. Italiaans en Westerwolds raaigras zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Bron: Nutrinorm

Uit bovenstaande gegevens blijkt dat bij latere inzaai de grassen en graanmengsels (die ook een betere beworteling geven) de voorkeur hebben vanuit het oogpunt van verbetering van bodemstructuur.

Tabel 2: Overzicht gewaseigenschappen groenbemesters

Gewas Grondbedekking Vorstgevoeligheid DS opbrengst (kg/ha) bij 100% slaging Effectieve org. Stof (kg/ha) bij 100% slaging
Bovengronds Overig Totaal
Bladrammanas 9 3 3100 800 3900 850
Bladkool 9 1 3100 800 3900 850
Raaigrassen
Engels 7 7 2200 2000 4200 1000
Italiaans 9 5 2500 1700 4200 1100
Westerwolds 9 5 2400 1700 4100 1050
Granen
Winterrogge 6 9 1000 600 1600 400
Triticale/Tarwe/Wintergerst n.b. 9 n.b. n.b. n.b. n.b.
Hoe hoger het cijfer voor vorstgevoeligheid = snelle grondbedekking, minder vorstgevoelig, laat minder stikstof achter. Meer kans van een geslaagde teelt mogelijk. (bron: Kennisakker)

Aaltjesbestrijding
In principe zijn alle kruisbloemigen (bladrammanas, bladkool) een waardplant voor alle soorten bietencystenaaltjes. Er is speciale resistentie bladrammanas die dit tegengaat (30% extra sterfte boven natuurlijke sterfte). Het wortelknobbelaaltje heeft een zeer brede waardplantenreeks. M. Hapla kan bestreden worden door te braken, maar ook grasachtigen en granen als cultuurgewas doen de besmetting sterk afnemen. M. chitwoodi (maïswortelknobbelaaltje) en M. fallax (bedrieglijk maïwortelknobbelaaltje) kan alleen met zwarte braak of met een speciaal resistent ras van bladrammanas. Een overzicht van de vermeerdering van aaltjes is in onderstaande tabel weergegeven:

Groenbemester MaïswortelKnobbelaaltje Bedrieglijk maïswortelKnobbelaaltje Witte bietencysteaaltje Gele bietencysteaaltje
M. Chitwoodi M. Fallax H. Schachtii H. Beta
Bladkool ? ? +++ ?
Bladrammanas + +
Engels raai + +++
Italiaans raai ++ +++
Rogge +++ ++
Triticale ++ +
Wintertarwe ++ +
Wintergerst ++ +
Factoren waarop vermeerdering van toepassing is, is bij digiaal.nl niet weergegeven. Hoeveelheid zaaizaad en lengte van teelt is niet altijd duidelijk beschreven. Triticale en tarwe zijn op basis van volledige teelt (okt-aug) terwijl andere gewassen o.b.v. zomer- c.q. herfstbraak zijn gebaseerd. Meer info op www.digiaal.nl

Welke vanggewas is nu het meest geschikt?

Het meest geschikte vanggewas bestaat niet maar op een aantal factoren kunnen wel overwegingen worden gemaakt. Deze staan hier kort samengevat:

Vroege inzaai (15 augustus – 15 september)
Bij een vroege maïsoogst (eind augustus / begin september) zijn in principe alle gewassen geschikt. Bij keuze van een vlinderbloemige groenbemester heeft bladrammanas of Wintergroen Crucifeer in deze periode de voorkeur boven bladkool omdat deze een goede effectieve organische stof levert, geen problemen geeft met de vermeerdering van het bietencystenaaltje en vorstgevoeliger is waardoor opslag in de vervolgteelt te verwaarlozen is. In een bouwplan met bieten wordt bladkool (net als koolzaad zelf) zelfs ontraden.

Middenlate inzaai (15 september – 1 oktober)
Inzaai van bladrammanas en bladkool is hier niet interessant meer. De aanvoer van effectieve organische stof (EOS) is hier nog maar de helft van de andere gewassen en de bodembedekking zal bij lagere temperaturen ook tegenvallen waardoor de onkruiddruk hoger wordt.
In deze periode zijn de grassen, zeker voor de rundveehouder, nog interessant omdat ze qua kosten relatief gunstig zijn en er nog een goede beginontwikkeling kan worden bewerkstelligd. Bij een mogelijke hogere besmetting van M. Chitwoodi (maïswortelknobbelaaltje) of P. Penetrans is Italiaans af te raden aangezien deze een betere waardplant is als b.v. Engels raaigras.
Een goedkopere oplossing is rogge of Groenfix

Late zaai (na 1 oktober)
Bij late zaai is de inzet van rogge, Groenfix of WinterGroen Gras het beste alternatief. Rogge / Groenfix is relatief goedkoop omdat het met de kunstmeststrooier worden gezaaid, dus aanvullende kosten zullen minimaal zijn. De hogere zaaizaadkosten van de rogge compenseren hier eventuele zaaikosten.

Vanggewas na maïs Schema zaaitijdstip Zaaizaadhoeveelheid per ha
juli augustus september oktober november
Bladrammanas 20 kg
GP WinterGroen Crucifeer 15kg
Bladkool 8-12 kg
Engels raai 20-25 kg
GP Italiaans raai 25-30 kg
GP WinterGroen Gras 20-25 kg
Westerwolds raaigras 20-25 kg
Winterrogge 50-75 kg
Groenfix 50-75 kg