Fritvlieg

De fritvlieg (Oscinella frit) overwintert op granen en grassen. De omvang van de aantasting hangt nauwelijks samen met de voorvrucht. De larve van de fritvlieg kan ernstige schade toebrengen aan maïsplanten. De fritvlieg legt haar eitjes doorgaans vóór het 3-4 bladstadium op de maïsplanten. De kleine doorschijnende larven beschadigen het groeipunt waardoor de hoofdstengel niet of zeer moeizaam uitgroeit. Aangetaste planten stoelen daardoor meer uit. De bladeren vertonen misvormingen en gaten en zijn gerafeld. Karakteristiek voor de aantasting is dat de bladpunten van de jongste bladeren blijven steken in de gaten van de oudste bladeren.

Wanneer het zaaizaad is ontsmet met Methiocarb geeft dit meestal een afdoende bescherming tegen de fritvlieg. Daarnaast is het mogelijk om in 2-3 bladstadium een bestrijding met chemische middelen uit te voeren (raadpleeg uw GBM adviseur). Dit moet men beschouwen als een  noodmaatregel. Wanneer in de toekomst zaaizaadbehandelingen met Mesurol niet meer mogelijk zijn, kan fritvliegschade een probleem worden.

(Bron: Digitaal Handboek snijmaïs: Wageningen UR Livestock Research en het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving)