Graanluizen (Metopolophium dirhodum, Metopolophium dirhodum, Rhopalosiphum padi)

Herkenning
Als in een vroeg stadium grote aantallen graanluzien voorkomen, dan kan er opbengstderving plaatsvinden door zuigschade.

Levenswijze
In wintertarwe kunnen drie verschillende bladluizen voorkomen: de grote graanluis (Sitobion avenae), de vogelkersluis(Rhopalosiphum padi) en de roos-grasluis. (Metopolophium dirhodum). Deze drie soorten zuigen van de graanplanten en kunnen bij voorkomen in grote aantallen een flinke opbrengstreductie tot gevolg hebben.

De gote graanluis is donkergroen, soms bruinachtig, met zwarte poten en zwarte syfonen. Grote graanluizen overwinteren als eitje op grassen en granen. Deze luis zit voor het uitkomen van de aren op het blad, maar verhuist naar de aren zodra deze zijn uitgekomen.

De roosgrasluis is lichtgroen met lichte poten. Deze luis overwintert als ei op de roos. Roosgrasluizen zitten vooral op het blad en zelden op de aar.

De vogelkersluis overwintert op de vogelkers en zit hoofzakelijk op de stengel van de graanplanten.In het voorjaar of voorzomer vliegen gevleugelde luizen vanaf de winterwaardplanten naar de graangewassen. Bij zonnig en warm weer kunnen de bladluizen zich explosief vermeerderen.

Aangetaste planten kunnen plakkerig worden ten gevolge van het afscheiden van honingdauw door de bladluizen. Behalve door zuigschade zijn de bladluizen ook schadelijk vanwege het overbrenge van het gerstevergelingsvuirus.

Maatregelen
Chemische bestrijding
Een bestrijding moet worden uitgevoerd als voor de bloei 30 % van de halmen bezet is of 70% na de bloei. Selectieve middelen hebben de voorkeur omdat ze meer natuurlijke vijanden zoals lieveheersbeestjes, gaasvliegen, sluipwespen en loopkevers laten overleven. Zie voor middelen de Handleiding gewasbescherming akkerbouw en veehouderij van DLV.

(Bron: http://databank.groenkennisnet.nl/granen.htm)