Gele roest (Puccinia striiformis)

Herkenning
Gele roest kan op verschillende graangewassen en grassen voor komen. Van de graangewassen is vooral tarwe gevoelig. Gele roest is te herkennen aan de gele sporenhoopjes, die in lengterijen op het blad liggen. De ziekte verspreidt zich het snelst bij koel weer. Zwaar aangetaste gewassen verliezen veel groen blad en brengen daardoor uiteindelijk veel minder op. Ook de aren van planten kunnen worden aangetast. Gele roest is dus ook een van de ‘afrijpingsziektes’.

Levenswijze
Zoals bij veel ander schimmelziektes in granen blijft gele roest over op opslagplanten. Vanuit deze besmettingsbron gaat de ziekte over op gezonde planten. De verspreiding is optimaal bij temperaturen van 10 °C tot 15 °C. Gele roest is een ´koelweerschimmel´.

Maatregelen
Bedrijfshygiëne
Opslagplanten vormen de schakel tussen de besmetting van het geoogste gewas naar de pas ingezaaide gewassen. Zorgvuldig onderwerken van oogstresten en opslagplanten en niet te vroeg zaaien van het gewas verminderen de ziektedruk.

Raskeuze
Tussen de verschillende rassen is variatie in gevoeligheid voor gele roest. In de loop der jaren worden rassen met een hoge gele roest resistentie echter gevoeliger, doordat bepaalde fysio’s van de ziekte de resistentie van een ras kunnen doorbreken. Beter is het op bedrijven met een groot graan areaal het risico te spreiden door rassen te kiezen met een verschillende resistentieachtergrond, dus rassen met verschillende resistentiegenen.

Chemische bestrijding
Gele roest is chemisch te bestrijden. Vatbare rassen worden bestreden als er vanaf F 9 gele roest in het gewas wordt geconstateerd. Bij minder vatbare rassen kan gele roest worden meegenomen bij het bestrijden van afrijpingsziekte. De teler moet het gewas dus regelmatig controleren op het voorkomen van gele roest.

(Bron: http://databank.groenkennisnet.nl/granen.htm)